Options (Opties)

Refence (Referentie)

Menu:

Properties ‣ Render ‣ Options panel.

Backface Culling (Achterkant Culling)

Gebruik backface culling om de achterkant van vlakken te verbergen.

X-Ray

Render de scène transparant. Met de schuifregelaar kan geregeld worden hoe transparant de scène moet verschijnen.

Shadow (Schaduw)

Rendert een scherpe schaduw in de scène.

Darkness (Duisterheid)

Bepaalt hoe donker de schaduw moet worden weergegeven. Deze schuifregelaar kan worden aangepast tussen 0 (schaduw niet zichtbaar) en 1 (schaduw is zwart).

Light Direction (Licht Richting)

Stuurt de richting van de lichtbron die de schaduwen werpt.

Shadow Shift

Stelt de schaduw-terminatiehoek in. Deze kan worden gebruikt om zelfschaduweringsartefacten te beperken.

Shadow Focus

Stuurt de vervaging nabij de rand van de schaduw.

Cavity (Holte)

Benadruk bergen en dalen in de geometrie van de scène.

Type (Type)

How to calculate cavities.

World (Wereld):

Preciezer, maar trager om te berekenen.

Screen (Scherm):

Snel, maar houdt geen rekening met de grootte van de bergen en dalen.

Both (Beide):

Use both methods.

Ridge (Berg)

Beheer de zichtbaarheid van bergen.

Valley (Dalen)

Beheer de zichtbaarheid van dalen.

Depth of Field (Scherptediepte)

Gebruik de Depth of Field instellingen van de actieve camera in de viewport. Alleen zichtbaar wanneer door de camera wordt gekeken.

De instellingen bevinden zich in het Properties ‣ Camera ‣ Depth of Field paneel.

Outline (Omlijning)

Render de omlijning van objecten in de viewport. De kleur van de omlijning kan worden aangepast.

Specular Highlighting

Render specular highlights.

Notitie

Alleen beschikbaar wanneer de verlichting is ingesteld op Studio verlichting of wanneer een MatCap is geselecteerd die een speculaire laag bevat.